De Chakana

Drie dagen later om half vijf in de ochtend liepen Miguel en Odette langs de spoorlijn naar de bus die stond te wachten op de eerste reizigers van die dag. Aguas Calientes is een klein dorpje in het dal aan de voet van de berg die Machu Picchu huisvest. Het wordt doorsneden door een spoorlijn waar het stadje zijn bestaan aan dankt: het halen en brengen van toeristen die het monument komen bezoeken. Enkele hotels staan pal naast de spoorlijn, die tevens de plek is van een levendige handel. Boven in het dorp is een warmwaterbron om vermoeide reizigers die de bergen in zijn geweest te laven.
 
Er was al volop bedrijvigheid langs het spoor. Kooplieden waren hun kraampjes aan het inrichten, er liepen mensen over en tussen de rails, men moest zelf maar opletten of er een trein aankwam. Ze zochten een plaatsje achterin de vrijwel lege bus en niet veel later reden ze de bergweg naar het tempelcomplex op. Een smalle weg was het die zich nog verder vernauwde zodra ze de berg opreden. Zelfs op dit uur was er al tegemoetkomend verkeer. De bus moest uitwijken waardoor het gedeelte waarin zij zaten boven de afgrond zweefde. Odette voelde een rilling door zich heen gaan, blikte opzij naar Miguel die rustig naast haar zat en naar buiten keek. Hoort dat zo, vroeg ze zich af toen er weer een auto passeerde en ze recht het groene dal inkeek, dat na iedere bocht dieper onder haar kwam te liggen. Kennelijk… Laat ik genieten van het uitzicht. Het begon licht te worden, aarzelend en nog grijs. Er hingen regenwolken en mistflarden langs de bergwanden en in het dal waar ze uitreden. Hopelijk wordt het een mooie dag, dacht ze, het uitzicht zal formidabel zijn. En het zal een formidabele klim zijn. Peinzend keek ze naar de steile ruige bergen, diepdonkergroen en ontoegankelijk. Het leek of het massief hen insloot…
Het was kil toen ze de bus uitstapten, door de bewolking en het vroege uur. Odette ritste haar jack dicht en volgde Miguel die de tickets ging kopen. Het was een uitstekend advies geweest van tante Carmen hem als gids te vragen. Een vriendelijke jongeman, jaar of dertig. Ze hadden direct voor de volgende morgen afgesproken. ‘Ik laat je de tempels zien en daarna beklimmen we de Huayna Picchu. Als we vroeg gaan, zijn we er voor de toeristen komen.’ En wat ben ik dan, had ze gedacht, geen toerist.? Ze liep achter hem aan, een kleine donkere man in een gekleurde poncho, rood met geel en een nog feller gekleurde wollen muts over zijn zwarte haar, dat in een staart gebonden onder de muts vandaan kwam. Veel mannen droegen hun haar zo. Ze vond het mooi. Het gaf hen een zekere waardigheid.
 
´We nemen de route die van bovenaf naar de tempels leidt,´ zei Miguel, ´dat is de oorspronkelijke toegangsweg. Dan dalen we af naar de terrassen en steken over naar de Huayna Picchu. Kom.´ Ze liepen over een smal pad naar boven. Ze zag de terrassen van Machu Picchu liggen: groen, stil, verlaten en indrukwekkend. Ze kon haar blik er niet van afhouden, maar ze moest opletten waar ze haar voeten neerzette. Want ze was in de bergen, de paden hadden geen bescherming langs de zijkant en de ravijnen waren net zo diep als het pad hoog. Ze klommen langzaam naar boven, tot ze bij een muur kwamen waarlangs een tweede pad liep dat naar de terrassen voerde. Miguel wees ernaar, ‘Dit is het oude Incapad. Vanaf hier heb je het mooiste uitzicht.´
 
Daar had hij geen woord teveel mee gezegd. Zo’n dertig meter beneden hen lag Machu Picchu: een complex van netjes op elkaar gestapelde terrassen en stenen ruïnes in dezelfde kleur als de rotsen rondom, op een groen tapijt, een enkele boom stak tussen de stenen omhoog. Het was een welhaast geometrische constructie van terrassen, kaarsrechte muren, vierkante kamers, ooit kleine huisjes zij aan zij en open aan de bovenkant, een enkele driehoekige muur ertussen die een dak had geschraagd en overal trappen als verbindende schakels tussen de bouwwerken. Een subliem stenen ontwerp in een groen decor van bergen, bergen en bergen: de Andes. De terrassen en ruïnes waren één met het landschap, ze waren eruit voortgekomen en hadden zichzelf er weer aan teruggegeven, zo leek het, nadat de bewoners de huizen en tempels hadden verlaten: het was van hetzelfde materiaal, dezelfde kleur. Vanaf de plek waar ze stonden leek het er eerder op dat de constructie een deel van de berg zelf was dat door het oppervlak heen was gebroken in plaats van de vergane glorie van een oude nederzetting.
 
‘De verdwenen stad van de Inca’s’, zo werd het genoemd en het droeg een geheim dat nog niet was onthuld door de officiële geschiedschrijving. Men wist niet waar dit bouwwerk werkelijk voor had gediend. Ooit was hier een welvarende en bloeiende gemeenschap gevestigd, het draagvlak van een oude cultuur en traditie met een ceremoniële taak. Een gemeenschap die op een goed moment van de aardbodem was verdwenen. Het was niet bekend hoe deze tot een einde was gekomen en merkwaardigerwijs viel de periode waarin dit gebeurde samen met de val van de Mont Ségur, in het zuidwesten van Frankrijk, waar de Katharen hun gewelddadig einde hadden gevonden. Een plek in het verre Europa, die ook uiterlijk een treffende gelijkenis vertoonde met dit gebied.
Miguel wees naar een steile rots, schuin tegenover hen: ‘Dat is de Huayna Picchu, die gaan we straks beklimmen. Maak maar alvast kennis,’ glimlachte hij, ‘dan weet de berg dat je in aantocht bent.’
 
Het was een indrukwekkend gezicht, geaccentueerd door de stilte op dit uur van de dag. Nu is Machu Picchu even van niemand, dacht Odette, dan van zichzelf en zijn eigen historie. Zijn eigen mysterie ook. De officiële geschiedenis onthult dit niet, maar daarom is het er nog wel.
 
Alles wat ooit op de aarde is gebeurd blijft bewaard in een ontzaglijk groot archief, een Kroniek van de wereld en de geschiedenis van de mensheid. Mensen met helderziende vermogens kunnen daar een blik in werpen en krijgen op deze wijze informatie die de officiële geschiedschrijving over het hoofd ziet of waar deze geen toegang toe heeft. Niet alles in de wereld is geboekstaafd. Er zijn zaken die elders worden bewaard en behoed: de erfenis van een planeet…
Odette keek naar de bouwwerken en probeerde zich voor te stellen hoe het ooit geweest was. Met een beetje verbeelding kon je de mensen voor je zien die hier hadden geleefd en gewoond. Stel dat het leven zoals zich dat hier afspeelde als een onzichtbare film boven deze plek zou hangen, dacht ze, en ik zou daar een glimp van kunnen opvangen, wat zou ik te zien krijgen, wat zou ik horen? Waar dienden al die tempels voor? Het waren er tientallen en ze hadden allemaal een eigen functie. Hoe zag zo´n ceremonie eruit, wat voor kleding droegen de mensen? Wat waren hun liederen? Het hangt hier allemaal vlak boven deze plek maar ik kan er niet bij…
 
Ze schrok op toen Miguel haar zacht bij de arm pakte. ´Zullen we gaan?´ vroeg hij. ´Voor de drukte zou ik graag op de top daar zijn,´ en hij wees naar de Huayna Picchu.
 
´O, o ja natuurlijk. Neem me niet kwalijk, ik was even in gedachten. Ja, laten we gaan.´
Ze keek naar de rots die schuin achter de terrassen steil omhoog rees, schier onbegaanbaar en ongenaakbaar. Hoe in vredesnaam kom ik daar ooit bovenop, dacht ze. Ik zie helemaal geen pad en hij staat zowat loodrecht op de aarde. Of is deze berg een zij, peinsde ze. Ik heb er nooit eerder bij stilgestaan dat een berg mannelijk of vrouwelijk kon zijn. Ze kneep haar ogen half dicht en keek naar de top, het doel van hun tocht. Deze berg is vrouwelijk, besloot ze.
 
Ze volgde Miguel. Ze wilde hem van alles vragen, maar ze had haar adem en aandacht nodig voor het afdalen en soms weer klimmen over en langs de terrassen en de enorme traptreden, terwijl ze het terrein van Machu Picchu overstaken. Ze passeerden kleine nisjes, binnenplaatsen en uitsparingen in de muren en de rots. Het was buitengewoon kunstig in elkaar gezet, mooi en zorgvuldig gebouwd. Ze streek met haar hand langs de stenen, terwijl ze langs de muren van de ruïnes liep. Geen twee stenen waren aan elkaar gelijk en toch vormden ze samen een stevige loodrechte strakke muur: iedere steen paste volmaakt in het geheel. Hoe kan zoiets, vroeg ze zich af. Miguel hield stil toen ze in een ruimte kwamen met in het midden een driekantige stenen verhoging, zo’n tien centimeter hoog. ´Dit is de tempel van de condor,´ zei hij. ´Als je op die steen daar gaat staan en aan de condor denkt, maak je contact met hem. En met zijn kracht.’ Hij keek naar boven, alsof hij de condor zocht maar regenwolken hielden de streken waarin deze zich ophoudt uit het zicht.
 
´Geloof jij daarin,´ vroeg Odette, ´dat zoiets kan?´
 
´Waarom zou het niet zo zijn,´ antwoordde Miguel rustig. ´Hoe kan het dat de condor een muis op het veld ziet als hij ver van de aarde in de lucht aan het cirkelen is. En als hij een muis kan zien, kan hij mij zeker zien. Mijn gedachten aan de condor roepen hem en dan ziet hij mij.´ Hij keek haar aan, ´Als je wil dat hij jou ook ziet, ga dan op de steen staan en zie wat gebeurt.´
 
Odette ging op de stenen verhoging staan, sloot haar ogen en dacht aan de condor, hoewel ze er nog nooit een had gezien. Ze stelde zich voor hoe hij in de blauwe lucht hoog boven haar cirkelde en naar haar keek met zijn felle ogen boven een vlijmscherpe gekromde snavel. Ze probeerde het geruis te horen van zijn machtige vleugels en de windvlaag te voelen die dat veroorzaakt. Als hij erin gelooft, kan ik dat ook wel doen, dacht ze. Het bevalt me, het bevalt me heel erg om hier zo te staan en contact te maken met de condor. Na een paar minuten opende ze haar ogen en keek Miguel aan. ´Wat mooi om dat zo te doen,´ zei ze terwijl ze van de verhoging afstapte. ´Wie weet gaan we vandaag wel een condor zien, dat zou echt geweldig zijn.´ Miguel lachte, ´Reken maar dat hij jou nu heeft gezien maar het is aan hem wanneer hij zich aan jou toont. Misschien vandaag, volgende week, of over twee jaar: het gebeurt.´ Ze vervolgden hun weg en kwamen niet veel later bij een hek waarnaast een klein huisje stond. ´Hier moeten we ons inschrijven,´ zei Miguel en hij liep naar het huisje waar een groot schrift lag met een pen ernaast. Ze schreven zich in: naam, land van herkomst en de tijd, 6.15 uur.
´We gaan langs de achterzijde naar boven,’ zei Miguel, ´dat is de oude weg. De meeste mensen nemen de voorzijde, die is gemakkelijker om te lopen maar deze is veel mooier. Kom,´ zei hij weer en ging voorop. Odette keek naar boven en wilde meteen dat ze dat niet had gedaan. De berg torende hoog hoog hoog boven haar uit en de moed zonk haar in de schoenen. Hóe in godsvredesnaam kom ik ooit boven, dacht ze opnieuw. Maar deze berg heeft een vrouwelijke signatuur, misschien helpt dat. Hoe kom ik er eigenlijk bij om een berg te gaan bezielen alsof ze mij kent. Omdat Miguel dat zo-even zei? Maar ik voel het zelf ook… Misschien ben ik beïnvloed door de tempels waar we net doorheen zijn gelopen en door die film die ik me inbeeldde, waar het leven van de bewoners in ligt opgeslagen. Wie weet heb ik er toch een stukje van gezien…
 
Ze begonnen aan de klim, langzaam, stap voor stap. Ze moest opletten waar ze liep: het pad was ruw, gebutst en ongelijk. Ze was het niet gewend in de bergen te lopen. Haar reizen hadden zich voornamelijk gericht op steden en kusten, plat land. Bovendien was het zachtjes gaan regenen en dat maakte de grond modderig en glad. ´Miguel, ik moet af en toe wel even stilhouden en op adem komen,´ riep Odette die nog met een gebrek aan zuurstof worstelde zodra de weg omhoog voerde. Miguel draaide zich even om: ´We gaan eerst naar de Tempel van de Maan, die ligt halverwege de berg, daar kunnen we rusten. Er nadert onweer en ik wil graag daar zijn als dat losbreekt.´
 
´Ónweer?´
 
´Maak je geen zorgen, het onweer hier is heftig maar ook snel weer voorbij. Niets aan de hand, anders had ik onze trip wel afgelast. Maar we moeten wel even voortmaken nu.´ Ze keek naar de lucht. De bergtoppen waren al verdwenen in een dikke donkergrijze wolkenmassa, het begon harder te regenen. Ze liepen door, omhoog en omhoog. Naast hen week de grond steeds verder de diepte in. Ze hoorde haar eigen ademhaling, zwaar en diep en ze hoorde het ruisen van de regen. Ze liepen onder een baldakijn van vegetatie, druppels vielen van de bladeren op haar gezicht en in haar hals, het water liep in haar nek, de natte grond trok aan haar schoenen, een tak zwiepte rakelings langs haar gezicht: de berg gaf zich niet zomaar gewonnen…
Wat doe je hier? Op dit vroege uur? En waarom wil je aan déze kant naar boven in plaats van langs de voorkant waar een pad is gemaakt? Speciaal voor toeristen? Of ben je geen toerist? Wat ben je dan wel? En waar kom je vandaan? Hoe heet je…
 
Het kostte Odette de grootste moeite Miguel bij te houden maar het naderende onweer en het vooruitzicht even te kunnen uitrusten straks in de schuilplaats maakte dat ze doorliep, hijgend. Een lichte hoofdpijn kwam op. Ze pakte de waterfles en nam een paar slokken, struikelde bijna. Opletten! Maar de omgeving was zo ongelooflijk mooi… Steeds keek ze om zich heen, verrast door de rijke en weelderige vegetatie. Van ver had deze berg ongenaakbaar en kaal geleken maar dat was een volkomen misverstand zag ze nu. Er vormden zich plassen op het pad en hier en daar stroomde het water naar beneden. Klimmen was nu gemakkelijker dan afdalen: de grond werd glad. Ze voelde hoe het zweet langs haar rug stroomde, net als de regen langs haar jack. Het begon te rommelen, het onweer kwam dichterbij. ´Na de volgende bocht is het,´ riep Miguel. Ze klommen door en betraden een open veld. ´Kijk! De Tempel van de Maan,´ zei Miguel en wees naar een grote stenen rots die zich over het veld boog, zo leek het, met in het midden een opening: de ingang. Erboven en ernaast was een stenen bouwwerk, bestaande uit dezelfde soort nisjes en stenen kamers zoals ze beneden had gezien. ´Hier gaan we schuilen,´ zei Miguel, ´zoek maar een plek uit.’
 
De nissen waren net groot genoeg voor één persoon. ´Waarom gaan we daar niet zitten?´ vroeg Odette en wees naar het grote bouwwerk. Miguel schudde zijn hoofd. ‘Dat is het Huis van mama Quila, daar ga ik niet in.’
 
‘Mama Quila?’ Maar hij was al doorgelopen naar de stenen nisjes. Ze haalde haar schouders op. Ze zou liever daar zou gaan schuilen maar misschien was dat niet toegestaan. Ze zocht een plek en installeerde zich, ze kon haar benen net niet strekken. Waar zouden deze ruimtes voor gediend hebben? Je kunt er amper in staan, maar ze bieden een perfecte beschutting.
 
En net op tijd, het onweer brak in volle hevigheid los.
 
‘Gaat het Odette?´ hoorde ze Miguel roepen. ´Het onweer is hevig maar duurt niet lang. Maak je geen zorgen.´ ´Ik ben oké,´ riep ze terug, ´en ik maak me geen zorgen.´ Hoewel, dacht ze…
 
Een felle bliksemstraal schiet door de lucht en vlak daarna dreunen de eerste donderslagen over het terrein. Het dondert en het kraakt, de lucht valt aan scherven op de grond en op het dak van hun nis, op de bladeren en de takken, de scherven donderen de helling af het dal in, wegstervend gerommel vrijwel direct gevolgd door een volgende knal. Kabaal wordt over hen uitgestort, water wordt over hen uitgestort. De stoppen slaan door, het licht gaat uit. Odette kruipt zo dicht mogelijk tegen de achterzijde van de nis: ze kan geen kant op, ze is opgesloten in een stenen doos totdat de natuur haar weer vrijlaat. De bladeren buigen onder de druk van de regen, de dieren kruipen in hun hol en de mensen schuilen in wat ooit een tempel was. Opnieuw flitst een bliksemstraal door de lucht en nog één, oogverblindend, vlak achter elkaar, vuur uit de hemel waar mythen de hand van de goden in zien en dat is heel iets anders dan de bliksem als een wetenschappelijk te verklaren natuurverschijnsel.
 
De ene donderslag na de andere volgt met oorverdovend geraas en gekraak: het lijkt alsof de hemel naar beneden valt. Het is inmiddels zo donker als de nacht, alleen het witte licht van de bliksem doorklieft deze duisternis, het grote Tapijt dat de Werelden van elkaar gescheiden houdt scheurt voor een ogenblik open, een kort moment slechts, maar toch… En Odette, ineengedoken in haar schuilplaats gaat begrijpen waarom de mythen spreken van de hand van de goden en niet van een natuurverschijnsel. De regen wordt een stortbui, een muur van water die met geraas naar beneden komt: ze kan er niet uit, ze kan niet weg, de muur zal haar tegenhouden. Is ze nu bang? Is ze bang voor de donder op de berg en de muur van water? Is ze bang van de natuur die haar gevangen houdt in deze nis? Nis? Het is helemaal geen nis: haar schuilplek is onderdeel van een tempel en bovendien is de berg vrouwelijk en haar goed gezind. De berg is ook haar gids Miguel goed gezind. Weet ze dat allemaal wel?
 
Odette zit met haar armen om haar knieën geslagen, haar hoofd naar beneden, buigend voor het natuurgeweld. Nu hoef ik me ook niet meer af te vragen hoe ik bovenop deze berg moet komen, denkt ze, want dat zit er niet meer in na deze waterval.
 
Het leek een eeuwigheid dat ze daar zo zat maar in werkelijkheid was het nog geen half uur toen het gedonder begon af te zwakken tot gerommel in de verte, de bliksem doofde en de muur van water weer gewoon regen werd. En na nog eens tien minuten was het droog. En stil. Heel stil. Hier en daar viel een druppel water van de bladeren en takken, maar verder gebeurde er niets. De natuur hield haar adem nog in na zo veel geweld dat op zichzelf tot diezelfde natuur behoorde. Er kierde al blauw in de lucht… Odette kroop uit haar schuilplaats, rekte zich uit en keek om zich heen. Ze zag Miguel iets verderop staan, hij grijnsde. ´Overleefd?´ vroeg hij.
 
´Zo te zien wel,´ antwoordde ze.
 
‘Ik zei het je al, kort maar hevig. Nog even en we kunnen verder.´
 
‘Verder!´ riep Odette verbaasd uit. ´Je gaat me toch niet vertellen dat we nu nog naar boven gaan?´ ´Natuurlijk wel,´ antwoordde Miguel. ´Het water is zo weggezakt en dan kunnen we door. Bovendien hebben we het moeilijkste deel achter ons. Hogerop gaat het pad over in steen, dat klimt veel makkelijker.´
 
Inmiddels was de lucht helemaal aan het openbreken en de zon kwam door. De druppels water op de bladeren en takken rondom hen lichtten op en werden tot kristallen. Het schitterde en flonkerde aan alle kanten. Langs de flank van de berg aan de overzijde steeg damp op, als een rooksignaal aan de reizigers: de kust is weer veilig! De natuur veerde op, leefde…’ Miguel spreidde zijn armen uit, keek om zich heen: ‘En hier is de beloning!´
 
´Het is prachtig, ongelooflijk!’ Ze keek rond. Hoe was het mogelijk, nog maar een half uur geleden had deze plek in duisternis gelegen en nu glitter overal. Ze keek naar de overhangende rots van de tempel. ‘Ik zou graag even in de Tempel van de Maan,´ zei Odette en wees naar de zich over het veld buigende rots, ´mag dat?´ Miguel keek haar even aan en liet zijn armen weer zakken. ´Als je dat wilt, ga je gang.´ ´Wil jij er niet in?´ ´Nee,´ zei Miguel kort. Merkwaardig dacht Odette opnieuw, waarom zou dat zijn… Maar ik wil er wel in.
 
Ze liep naar de overhangende rots, bukte zich en betrad de Tempel van de Maan. Ze kwam uit in een gewelfde ruimte met vensters aan de voorkant waar het enige licht door naar binnen viel. Dieper in de grot was het donker en dicht. Ze hield haar adem in, het was werkelijk alsof ze een gewijde plaats betrad. Deze was in feite niet meer dan een uitsparing in de rots, die zich als een ovaal over haar heen boog. Ze kon zodra ze binnen was alweer rechtop staan. Door de vensters kwam genoeg licht binnen om te zien waar je liep. Op de randen ervoor lagen grote brokken steen, glad, bijna gepolijst en in vreemde vormen. Ze probeerde er een op te tillen maar ze waren loodzwaar. Wat een vreemde stenen… ´Miguel,´ riep ze vanuit een venster ´wat zijn dit voor stenen?´ ´Meteorieten.´ Hij zat een eindje verder op de rots een stuk pizza te eten. ´Meteorieten? Hoe komen die hier?´ Miguel haalde zijn schouders op: ´Ik weet het ook niet. Ze liggen er al zo lang als de herinnering teruggaat.´ ´Hemel, dan heb ik dus een meteoriet in mijn handen. Geen wonder dat ik het een vreemde steen vond.´ Odette liep verder. De ruimte voelde vredig en goed. Ze ging even op de grond zitten en probeerde zich opnieuw voor te stellen hoe het was geweest toen deze tempel nog in gebruik was, tijdens de bloei van de cultuur van het volk dat hier had geleefd. Mensen die hetzelfde pad hadden beklommen als zij, die in dezelfde nissen hadden gezeten en ook op handen en voeten deze grot waren binnengekropen. Die de berg in waren gegaan die vrouwelijk was dus eigenlijk zat ze nu in een soort baarmoeder. Misschien werd deze tempel vroeger gebruikt door vrouwen om hun kinderen in te baren. Veilig in de schoot van moeder aarde terwijl uit hun eigen schoot een nieuwe generatie werd geboren. Ze zag het weer voor zich, zoals ze het voor zich had gezien toen ze op het tempelcomplex neer had gekeken vanaf het Incapad. Zou hier ook zo´n film zijn, die alle gebeurtenissen bewaart? Zo zat ze te denken, Ze sloot haar ogen en doezelde weg. Weg van de berg, of juist erin. Ze liet zich meevoeren…
 
Kom, laten we gaan!
 
Door de poorten van klank en kleur, naar de Domeinen.
 
De Domeinen van het wonderbaarlijk Perspectief om samen op stap te gaan met de Magiër.
 
Verheug je, O verheug je! Als hij je wenkt en vraagt of je mee wil gaan naar de Domeinen van het wonderbaarlijk Perspectief. Waar het lichter wordt als de avond valt en waar in de nacht de Zon uiteenspat in ontelbare lichtvonken, zoiets als sterren
maar dan anders
 
 
Hij wil jou meenemen naar deze streken
 
Jij en niet een ander
 
Dus kom!
 
 
Hij wil je meenemen naar het strand waar schelpen liggen in alle kleuren van de regenboog, langs een zee net zo blauw als de hemel, wanneer het licht zich daar langzaam uit terugtrekt. En zo helder dat je de bodem kunt zien.
 
Blauw als een mantel die om je schouders wordt gelegd om je te beschermen. Als het killer wordt.
 
Hij neemt je mee naar de Kluizenaar bovenop de berg waar de bron is, die langs haar flanken naar beneden stroomt. Onophoudelijk. Om je te laven als je dorst hebt of moe bent van het klimmen.
En als je dan stil wordt en ook de wind zwijgt, dan kun je het Lied horen.
 
Het Lied van de Berg. Luister …
 
De Berg zingt!
 
De Berg zingt voor jou, omdat Zij zich onnoemelijk verheugt dat je tot hier bent gekomen en jou omhelzen wil met klank.
 
En wie het Lied éénmaal heeft gehoord, zal het nimmer meer vergeten.
 
Als de Hymne heeft geklonken en jou bij je naam genoemd.
 
´Odette? Odette!´
 
Ze schrok op. Was ze nu in slaap gevallen? Maar ze zat gewoon rechtop. Ze had even gedroomd, zo leek het… ‘Ik kom eraan Miguel.´ Ze wreef over haar ogen, waar was ze geweest. Wie weet hoe lang ze hier had gezeten in deze heerlijke ruimte. Ja, ze vond het fijn hier. Ze stond op en kwam weer naar buiten. ´Sorry Miguel, ik geloof dat ik even ben weggedoezeld of zo daar binnen. Heb ik je lang laten wachten?´ ´Dat valt wel mee,´ zei Miguel, ´maar het water is inmiddels voldoende weggezakt om zonder problemen naar boven te klimmen en ik zou graag onze tocht vervolgen.’
 
‘Ik kom eraan.’ Ze propte haar regenjack in het kleine van kleurige stof geweven rugzakje dat ze op de markt had gekocht, dronk wat water en strikte de veters van haar schoenen. ‘Zo, klaar,´ zei ze. Ze had er zin in! Ze wilde naar boven, naar de top van de berg.
Waar kwam die vitaliteit zo ineens vandaan? Ze wist het niet maar het kwam goed uit: ze waren op de helft en het zwaarste stuk moest nog komen. Miguel ging haar weer voor. Ze klommen achter de tempel langs naar boven, door de struiken en vonden het pad. Het ging direct steil omhoog maar zoals Miguel al had gezegd, het pad ging over in steen, soms trapsgewijs en dan weer vlak. En zo klommen ze verder en rustig naar boven, de berg op. De grond lag inmiddels ver beneden hen.
 
Het pad eindigde voor een steile wand, ingeklemd tussen twee rotsen en voor hen stond een hoge houten ladder. Een ladder! ´Gaan we daarop?´ vroeg ze verbaasd. ´Ja,´ zei Miguel, ´het is een prima route. Kijk, je kunt het oude Incapad zien,´ en hij wees op een smalle richel met inkepingen die langs een van de rotsen was uitgehakt, nauwelijks tien centimeter breed. Iets voor acrobaten! Of voor een Inca. In ieder geval niet voor haar… De ladder was dus een uitkomst. ´Ga jij maar eerst,’ zei Miguel. Ze voelde even aan het gevaarte. Haar Amsterdamse glazenwasser zou hier zijn pet voor afnemen, zo hoog was hij. Ze zette haar voet op de smalle lat van de eerste tree, dan de volgende en zo verder en zo voort. De ladder bewoog, hij veerde mee met iedere stap, ze had het gevoel alsof ze zweefde. Nu heb ik zelfs geen vaste grond meer onder mijn voeten. Het voelt alsof er niets meer is tussen mij en de grond, alsof de berg ertussenuit is gevallen… Dit is wel zo onwezenlijk. Miguel volgde haar: nu bewoog de ladder ook nog mee met zíjn voetstappen. Ze klemde haar handen vast aan de zijkanten. De rand van het plateau kwam al in zicht, ze was er… Miguel ging weer voorop. ´Nu nog dit stukje oversteken en dan zijn we er.´ Voor haar lag een stenen vlak, schuin hellend naar de rand en daar hield de berg op: lucht, hemel, niets… Miguel liep er overheen. ´Gewoon voor je kijken Odette, je kunt met je linkerhand wat steun zoeken.´ Odette keek naar Miguel die al bijna aan de andere kant was en zette voorzichtig een voet op het hellend vlak. ‘Deze berg heeft mij beschermd voor het noodweer, ik was in haar heilige binnenruimte, hoezo zou ik hier nu niet overheen kunnen wandelen? Als ik het wandelen noem, wordt het anders.’ Ze deed een stap naar voren, ze kon gewoon voelen dat er niets meer was tussen haar en de zijkant. Haar benen werden slap, haar maag trok samen, ze werd duizelig, het vlak begon te draaien, te draaien. Als ze viel zou ze naar de zijkant rollen en daar was niets meer, niets… ‘O god.’ Angst overviel haar, ze wilde Miguel roepen die voor haar liep, maar haar keel zat dicht, ‘O god, wat gebeurt er nou…’ Ze sloot haar ogen. ‘Niet opzij kijken, gewoon doorlopen, rechtdoor, recht – door. Ik ben het niet gewend, dat is alles, ik ben van het platte land, wat doe ik ook hier!’ Ze boog voorover, legde haar handen op het stenen oppervlak, ze wilde de aarde voelen, bodem, materie, ze wilde de berg voelen. Ze haalde diep adem. Het draaien hield op maar er was geen kracht meer in haar benen, geen kracht meer in haar lijf. Ze stond voorovergebogen als verlamd halverwege het plateau…
Zo zo vrouw, ben je zover gekomen? Dat verheugt me zeer. Ik zag je vanmorgen vroeg al staan aan de overkant, op het Oude Pad. Je keek naar me met een diepe rimpel tussen je ogen en ik zag ook dat de moed je in de schoenen zonk toen je omhoog keek, naar de plek waar je nu bent. Dat had je niet gedacht, nietwaar, dat je hier zou staan? Maar je bent er! Zo zie je maar. Ik heb er velen gezien, die net als jij omhoog keken en vervolgens op hun schreden terugkeerden of hun tocht naar boven halverwege afbraken. Je hebt gekozen voor het pad dat langs de achterzijde loopt en intussen weet je dat dit de voorzijde is. Dankzij je gids. Je hebt een goede en betrouwbare gids uitgekozen en dat is belangrijk als je een tocht als deze wilt maken. De weg langs de achtervoorzijde kent zo haar eigen uitdagingen, maar je hebt ze doorstaan. Je kent je eigen krachten niet Odette, zoals de meeste mensen. Inmiddels weet ik dat je geen toerist bent en ik weet je naam. Ik ken je, wist je dat? Nee, je bent het vergeten, en weer, zoals de meeste mensen, maar goed, daarom maak je deze tocht. Om je te Herinneren. Ik zie je klauteren op de ladder, geen grond meer onder je voeten, geen steun opzij, alleen maar ijle lucht: het rijk van de condor. Ook hij heeft je gezien. En nu het laatste stuk, naar de uiterste rand, niets boven je, niets naast je, geen houvast. Ik zal je helpen, ik hef je omhoog: naar mijn top, kom…
 
‘Gaat het Odette? Kom, geef je hand,’ Miguel deed een paar stappen terug en reikte naar haar uit. ‘Kom.’ Ze pakte zijn hand…
Voilà, je bent er. Welkom!
Ze was er! Op de top van de Huayna Picchu. Deze bestond uit een paar grote platte stenen die dwars tegen elkaar aan lagen, als ijsschotsen. Boven en om hen heen strekte zich het eindeloze blauw uit van een wolkenloze hemel. Ze voelde de wind, ze voelde de ruimte, de weidsheid. Ze voelde vrijheid! Woorden schoten tekort… De planeet lag in al haar glorie om haar heen. Maar ze moest nog bijkomen van die plotselinge verlammende angst. Haar benen trilden, ze zocht steun bij een stuk rots, legde haar handen op haar rug, met de buitenkant tegen de steen en probeerde tot rust te komen. Haar hart klopte als een bezetene. Maar dat kwam vast door het gebrek aan zuurstof…
 
Rondom waren de bergen, zover als ze kon zien bergen, diep donkergroen met soms een waas van blauw, ongerept en van een woeste schoonheid. En ongenaakbaar maar ze wist nu dat dit schijn was, want er liepen paden langs en over. Er waren daar onvermoede dingen zoals weelderige natuur en tempels.
 
En beneden, ver beneden zich zag ze Machu Picchu liggen, waar inmiddels mensen liepen. Kleine bewegende stipjes die uitzwermden over de terrassen. Ze keek naar Miguel die was gaan zitten op een van de stenen blokken. Ze kwam naast hem zitten, ´Dit is absoluut geweldig,´ zei ze. ´Dank je wel dat je me hierheen hebt geleid.´
 
´Graag gedaan,´ zei hij met een grijns. Zo zaten ze geruime tijd om te kijken en nog eens te kijken. Om alleen maar te zijn. Op de top van de berg temidden van een overweldigend panorama.
 
Het werd warmer, Miguel deed zijn poncho uit en knoopte hem om zijn middel. Hij droeg een wit T-shirt, om zijn hals hing een sieraad, een donkergroene steen aan een dunne zwartleren veter. Odette keek ernaar. ´Wat een mooi sieraad,´ zei ze wijzend op de steen in de vorm van een achtkantig kruis met een ronde uitsparing in het midden en glanzend gepolijst. ´Ik heb ze gezien in de winkeltjes beneden,´ zei Odette, ´ik vroeg me al af of het een oud symbool was of zoiets.´
 
´Dit is een chakana, ook wel Incakruis genoemd,´ zei Miguel. ´Degene die je hebt gezien zijn ook chakana´s, maar ze zijn toch heel anders dan deze. Deze is volgens de oude traditie gemaakt, van een steen afkomstig van de tempels daar,´ en hij wees naar beneden. ´De chakana´s van de markt komen van de fabriek, maar deze niet. Deze is met de hand gemaakt.´
 
´Hij is prachtig,´ zei Odette. ´Vooral de kleur, zo mooi donkergroen. Net als de bergen hier.´ Miguel pakte de steen, draaide hem even rond en haalde toen de veter over zijn hoofd en deed hem af. ´Hier,´ zei hij, ´je mag hem hebben. Hij is voor jou.´
 
‘Voor mij? Je geeft hem zomaar aan mij? Hoezo?´
 
´Omdat je zo mooi hebt gezongen.´ Hij leek verlegen en draaide zijn hoofd af.
 
´Gezongen? Heb ik gezongen? Wanneer dan!´ riep Odette verbaasd uit. Miguel keek haar weer aan, ´Daarnet toch. Toen je in de grote tempel zat.´
 
´Maar ik heb helemaal niet gezongen,´ riep Odette uit, ‘daar weet ik niets van.´
 
´Dat bedoel ik nou,´ riep Miguel uit, terwijl hij zijn armen in de lucht gooide. ´Er gebeuren altijd van die rare dingen in de tempel. Ik heb je toch duidelijk horen zingen, het was erg mooi en´… hij stopte even, ´het leek alsof de berg zelf zong. Ik was ontroerd.´
 
´Maar Miguel, ik kan me absoluut niet herinneren dat ik heb gezongen, ik doe dat soort dingen ook helemaal niet maar… ik ben wel even weggedoezeld, misschien dat ik toen heb zitten zingen, dat zou kunnen.´ Ze fronste haar wenkbrauwen. Ze had heel even gedroomd, zo had het geleken maar ze kon zich er niets van herinneren.
 
´De chakana zal je beschermen,´ zei Miguel terwijl hij de steen aan Odette liet zien, ´ook als je hem niet draagt. Er zit veel symboliek in. De vier windstreken zie je in de vier uiteinden van het buitenste kruis, de oneindigheid in het midden waar het leeg is. Het Zuiderkruis zit erin,’ hij wees even omhoog, ‘de steen heeft twaalf hoeken, er zijn twaalf maanden en nog veel meer symboliek die niet zichtbaar is, maar er wel in zit, zoals de drie dieren: de poema, de condor en de slang.´
 
Odette aarzelde, ze wilde de steen van hem overnemen maar trok haar hand weer terug, ´Miguel, ik kan deze steen toch niet zomaar aannemen?´
 
´Ik geef hem je,´ zei Miguel ´dus het kan. Het behoort ook tot de traditie van deze steen dat je hem weggeeft als je iemand tegenkomt van wie je denkt dat hij daar wil zijn. En deze steen wil bij jou zijn.´ Hij keek haar aan, weer met die verlegen blik. ´Omdat je je hebt laten zien aan de condor. En omdat je de berg hebt laten zingen.´
 
Odette was diep geraakt door deze woorden, die precies weergaven wat ze zelf had gevoeld. Ze nam de steen van hem aan, legde hem in haar hand, streek er even over, ‘Hij is werkelijk prachtig… Dank je wel.’
 
‘Hij zal je goed staan. Hij heeft dezelfde kleur als je ogen. Hij past echt bij jou.’
 
Odette sloot haar vingers om de steen, voelde het materiaal dat deel was geweest van de berg die ze had beklommen, waar ze in had gezeten, die had gezongen… en die nu een stukje van zichzelf aan haar had gegeven. Ze was ontroerd door het gebaar van Miguel, door de wonderlijke tocht die haar hier had gebracht, hoog boven de wereld, middenin een hemelsblauwe vrijheid.
‘Waarom wilde je niet in de grote tempel Miguel?´ vroeg ze, ´of mag ik dat niet vragen.´ Hij haalde weer zijn schouders op. ´Die tempel is voor de vrouwen,´ zei hij kort. ‘Het is een Huis van Mama Quilla. Ik kan en wil daar niet in. Er gebeuren daar dingen. Ik kon het aan je zien toen je weer naar buiten kwam. Je ogen straalden helemaal en je leek opgetogen.´ O god, dacht Odette, ik heb het dus precies goed gevoeld. ‘Wie is mama Quila?’
 
‘Grootmoeder Maan,’ antwoordde Miguel. Hij deed zijn muts af en wapperde ermee voor zijn gezicht. Het was warm…
 
Ze zwegen weer en Odette dacht na over haar ervaringen tijdens deze klimpartij. Er was ontegenzeggelijk iets met deze berg wat ze niet kon verklaren. Zij, met haar westerse opvoeding en logische denkwijze had hetzelfde ervaren als wat Miguel, een jongen van dit land stammend uit een oud Indianengeslacht, erover had gezegd. Maar waarom was hij dan bang voor de tempel? ´Miguel,´ zei ze, ´als je het mooi vond, het zingen en als ik er kennelijk stralend uitkwam, wat is het dan dat je de tempel niet in wilt? Dat zijn toch juist mooie dingen, als die gebeuren? Deze berg heeft ons beschermd tegen het noodweer en ook al is de grote tempel voor de vrouwen, jij bent daar toch evengoed welkom? Het is een hele mooie plek en…’ Ze zweeg. Wat zit ik nou te doen, dacht ze. Ik weet niéts over de tradities van dit land en zijn volk. Ze schaamde zich. Wat moet hij nu wel niet van me denken. Ze zuchtte en tuurde weer naar beneden, naar die levende, bewegende ook al donkergroene plattegrond van een oeroud tempelcomplex, duizenden kilometers van haar eigen land en vierduizend meter boven de zeespiegel. Geen wonder dat ze vreemde dingen ging zeggen. Maar Miguel raakte even haar arm aan en zei: ´Zo heb ik er nooit over gedacht. Ik heb die plek altijd gemeden, maar wat je zegt is waar. Ik weet zelf niet waarom ik aarzel die tempel binnen te gaan. Mama Quila heeft ons beschermd en jou stralend gemaakt, ja… Ik kom hier vaak, ik zal er eens over denken en zien of het misschien verandert.´
 
Ze hoorden stemmen, de eerste bezoekers naderden en even later verschenen drie jonge mannen op het plateau. Canadezen, te zien aan het embleem op één van de jacks. Ze keken verbaasd naar Miguel en Odette: hoe kwamen die hier? Er had immers niemand voor hen gelopen? Zij dachten dat ze de eersten waren. Miguel vertelde hen dat er nog een andere route was. ‘Aha, een geheime route dus,’ zei er één. ‘Kunnen wij die ook nemen, op de terugweg?’ Miguel zei dat hen dat hen vrijstond, maar dat deze lastiger te gaan was. Zeker bij een afdaling. Ze zagen ervan af.
Miguel stond op. ´Zullen we gaan?´ vroeg hij, ´of wil je nog even blijven?´ Odette schudde haar hoofd, stond ook op, deed de veter met de steen om haar hals. ´Dank je wel voor dit prachtige sieraad Miguel. Ik ben er ongelooflijk blij mee.´ Miguel glimlachte, ´Eigenlijk is het een geschenk van de berg zelf. Want de chakana is gemaakt van de stenen hier.´ Hij maakte een omvattend gebaar met zijn armen.
 
Ze daalden langs de andere kant de berg weer af. `Wees voorzichtig,´ zei Miguel, ´afdalen is lastiger dan klimmen. Doe het rustig aan.´ Het pad was goed onderhouden met stevige ijzeren leuningen langs de bergwand als houvast en bescherming. Het waren eigenlijk meer traptreden, maar geen tree was van gelijke hoogte en ze had al haar aandacht nodig om haar evenwicht te bewaren. Bovendien moest ze steeds uitwijken voor mensen die de berg juist opgingen. Ze groetten elkaar: de een op weg naar boven, de ander naar beneden, soms even wachtend zodat men kon passeren. Beleefdheid en vriendelijkheid waren hier niet alleen een goede gewoonte, ze waren ook noodzakelijk voor een goede gang van zaken. De grond kwam weer dichterbij, de plattegrond van Machu Picchu groeide uit tot ware grootte en ineens stonden ze voor het kleine huisje met het bezoekersregister en schreven zich uit: naam, land van herkomst en de tijd: 14.00 uur.
En twee uur later stapten ze uit de bus naast het station en de marktplaats die nu in vol bedrijf was. Tijd om even te rusten van de klim en de indrukken. Tijd ook voor afscheid.
 
‘Miguel, dank je wel. Uit de grond van mijn hart. Voor deze tocht en voor deze steen.´ Ze raakte de chakana even aan met haar hand. Miguel keek haar vrolijk aan, ´Ik bedank jou Odette, voor je mooie lied ook al kun je je dat niet herinneren. Misschien ga ik op een dag toch in de tempel. En dan zal ik aan jou denken.’ Hij lachte: ‘Wie weet ga ik ook wel zingen.´ Zo namen ze afscheid. Hij draaide zich nog even om: ‘Groet tante Carmen van mij!’ 

Over het boek

De dageraadvanger

De Dageraadvanger is het verhaal over Odette en Daniël die elkaar bij toeval ontmoeten in een Amsterdams café. Ze zijn allebei stukgelopen op het succes van hun maatschappelijke carrière en herkennen in elkaar de onmacht weer greep te krijgen op het eigen leven. Ze spreken af een reis te maken waarin toeval en synchroniciteit de koers zullen bepalen.

Paperback / 516 pagina’s

De Dageraadvanger is bij iedere boekhandel te bestellen of rechtstreeks via onderstaande button.

Contact Info

T. 070 4492 797

Quick Links

Over het boek

Over Iris Haeck

Blog

Contact

Schrijf u in en blijf op de hoogte van updates