Stel de Europesche Gemeenschap is een familie, een oude, voor mijn part adellijke familie, met het voorouderlijk kasteel in de bossen nabij Brussel. En de landen zijn de familieleden. Vader, moeder, kinderen, een grootmoeder van achtennegentig, een stel neven en nichten, drie ooms en vijf tantes en dat is het zo’n beetje. Zevenentwintig in totaal. Niet meegeteld zijn de bastaards, verguisd en op een zijspoor gezet als het om de erfenis gaat: de koloniën.

De Familie Europa.
Wie zouden de ouders zijn, de kinderen? Wie is de oude grootmoeder, al of niet wijs? Engeland? Duitsland? Nederland? Vliegen ze elkaar in de haren of vormen zij een sterk en loyaal Verbond. Kunnen ze elkaar vertrouwen of bedotten en bedriegen zij elkaar.

Er was eens, lang geleden in een land ver van hier…

Ik zie een Europarlementariër op de televisie in een late-night actualiteiten programma zijn mening geven over de toestand in Griekenland. De arrogantie heeft maat XXL. Hij was er geweest, in Griekenland, hij is net terug in feite. Hij heeft er met de politiek gesproken, niet met de mensen, met de politiek. Hij weet wat er moet gebeuren: wij zullen de Grieken mores leren. Wij sturen onze ambtenaren en diplomaten en zullen hen leren hoe je, bijvoorbeeld, belastingen int. Niet alleen belastingen verhogen en uitvaardigen, nee innen. Daar zijn wij, de familie Europa, goed in, in innen, dat doen we al eeuwen. We hebben de zeeën bevaren en zetten voet in verre landen waar wij hebben geïnd.
De Europarlementariër heft zijn vinger en zwaait ermee als hij nog eens memoreert hoe de Griekse overheid de zaak heeft beduveld en bedrogen.
Dat is waar. Daar mag je iets van zeggen.
Moet je iets van zeggen zelfs.
Maar wacht, wie moet dat zeggen?

Hij die zonder zonden is werpe de eerste steen.

Freeze… men valt stil, steen halverwege in de lucht.
Wát zeg je?
Hij die zonder zonden is werpe de eerste steen.
Ja, we hoorden je wel.

Waar zijn degenen die verantwoordelijk waren voor het sjoemelen met de cijfers? En waar zijn de ambtenaren en europarlementariërs die dit jaren lang niet in de gaten hadden en geld bleven sturen? En waarom blijft de super- en superrijk geworden elite die zijn munten al lang elders heeft ondergebracht buiten schot? Waarom rept de Europarlementariër met geen woord over hen? ‘Nu moeten ze nog leren de belastingen ook te innen!’ roept hij en loopt rood aan van intense betrokkenheid bij de problematiek. Hij weet het! En de zijnen weten het. Hoe het moet. Gebundeld in een pakket maatregelen. Zorgvuldig opgesteld door de boekhouder van de familie Europa.
Europarlementariërs: parlementeren zij voor de mens of voor de munt?
Vooralsnog hebben zij een pakket maatregelen. Dat is nodig ja, maar ach…

Hoe naïef. Hoe zorgwekkend naïef.
Hoe kan een pakket maatregelen ooit een corrupt systeem doordringen, een eeuwenoude cultuur overschrijven, een volk ‘motiveren’ opdat het zich gedraagt conform de mores van de familie Europa? Het zijn andere genen, ander DNA… Dat verander je niet met maatregelen.

En hoe gaat het er inmiddels aan toe in het thuisland van de parlementariër? Hij woont in Brussel, in een riant appartement op kosten van degenen die belasting betalen in zijn thuisland en leest de krant zo af en toe. Tussen de bedrijven door.

‘Ziekenhuizen mogen winst uitkeren’, staat er in de krant. De zorg voor de zieke mens is een commercieel product geworden. Als iemand zoiets tien jaar geleden voorspeld zou hebben had men hem voor gek verklaard.
Neerwaartse bewegingen richting verval en decadentie voltrekken zich langzaam, steeds een klein stukje opschuiven en als de gemoederen bedaard zijn weer een stukje totdat de zieke mens een commercieel product is geworden. Er gaat zóveel geld om in ‘De zorg’ dat het interessant is geworden voor investeerders, leest de Europarlementariër in de krant. Gaat het daarbij om de zieke mens? Nee, natuurlijk niet. Het gaat om de winst. Luistert u mee, neef Griekenland, zo doen wij dat in de wat koelere streken van ons oude continent. Goed opletten.

‘De NS heeft bonussen uitgekeerd aan het management.’
‘Bonussen? De NS is toch een staatsbedrijf met een publiek doel?’
‘Nou en.’
‘Ja maar… ‘
‘Het is zo afgesproken, het staat in het contract met het management.’
‘Ja maar… er is geen geld voor materieel en personeel.’
‘Dat is niet onze zaak, daarvoor moet je bij Pro-rail zijn.’

Luister je nog neef Griekenland.

Zet je muts op, het is koud. En kijk.
Kijk! Een ander Nederland komt tevoorschijn, een kleurig, opgewekt, gevarieerd Nederland. Men staat op van de bank, uit de luie stoel, bindt de schaatsen onder en begeeft zich op het ijs. De Vorst heeft in slechts enkele nachten voor elkaar gekregen wat de politiek alsmaar niet lukken wil: saamhorigheid, plezier, alles en iedereen door elkaar en met elkaar. In de stad, op het platteland, overal waar water is en er is veel water in Nederland! Stromend water dat stil is komen te liggen en de mensen verzamelt.
Het kan dus…
Ook als het weer gaat dooien.

De Europarlementariër vouwt de krant dicht, fronst en strijkt zich bedachtzaam over zijn gladde kin. Dan staat hij op, pakt zijn telefoon en toetst een nummer is…
‘Ne?’
‘Antonios? Met mij. Je neef. Neem een paar dagen vrij en kom hierheen. Warme kleren en een muts mee. We gaan naar Nederland.’